Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6786

Datum uitspraak2008-11-26
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6627 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Juiste vaststelling beperkingen. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van de schatting zijn de geselecteerde functies op goede gronden voor de schatting zijn gebruikt. Voldoende gemotiveerd dat het fixeren in de geduide functie van steksteker en het torderen in de geduide functie van productiemedewerker kartonnage binnen de belastbaarheid van appellante blijft.


Uitspraak

06/6627 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 november 2006, 06/1023 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 26 november 2008. I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. M.P. de Witte, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Op verzoek van de Raad heeft het Uwv op 22 juli 2008 nadere informatie verstrekt. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2008, gevoegd met de zaken bij de Raad bekend onder de nummers 07/5180 WW en 07/5175 ZW. Namens appellante is mr. De Witte verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.W.G. Determan, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken gesplitst. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellante ontving vanaf 10 februari 2004 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsonge-schiktheid van 80 tot 100%. 1.2. Bij besluit van 31 augustus 2005 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellante met ingang van 18 oktober 2005 ingetrokken, omdat zij voor minder dan 15% arbeidsongeschikt in de zin van de WAO moet worden geacht. Hieraan ligt ten grondslag dat appellante weer in staat wordt geacht om met haar beperkingen in voor haar geschikte gangbare functies een zodanig inkomen te verwerven dat haar mate van arbeidsonge-schiktheid is afgenomen naar minder dan 15%. Bij het bestreden besluit van 26 januari 2006 zijn de bezwaren van appellante tegen het besluit van 31 augustus 2005 ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat uit de onderzoeken door de (bezwaar)-verzekeringsartsen voldoende gegevens naar voren zijn gekomen om tot een afgewogen oordeel omtrent de beperkingen van appellante te komen. De rechtbank acht het inwinnen van een medisch deskundigenadvies niet noodzakelijk, mede doordat appellante geen medische stukken in het geding heeft gebracht op grond waarvan getwijfeld zou kunnen worden aan de juistheid van het oordeel van de (bezwaar)verzekeringsartsen. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van de schatting is de rechtbank van oordeel dat de geselecteerde functies op goede gronden voor de schatting zijn gebruikt. Volgens de rechtbank passen de omschrijvingen van de geduide functies binnen de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en is, voor zover sprake is van signaleringen, voldoende gemotiveerd waarom deze geen overschrijdingen van de belastbaarheid van appellante opleveren. 3. In hoger beroep heeft appellante grotendeels herhaald wat zij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. Ter zitting van de Raad heeft appellante daaraan nog toegevoegd dat de functie van steksteker, vanwege het lang moeten fixeren, en de functie van productiemedewerker kartonnage, vanwege het aantal keren dat getordeerd moet worden, voor haar niet geschikt zijn. 4. Ter beoordeling staat de vraag of de Raad de rechtbank kan volgen in haar oordeel over het bestreden besluit. 4.1. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend en hij stelt zich achter de overwegingen die de rechtbank aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd. Naar aanleiding van hetgeen door appellante ter zitting is aangevoerd overweegt de Raad nog dat met de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige van 21 juli 2008 voldoende gemotiveerd is dat het fixeren in de geduide functie van steksteker en het torderen in de geduide functie van productiemedewerker kartonnage binnen de belastbaarheid van appellante blijft. 5. Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en T. van Peijpe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J.A. Reinders als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 november 2008. (get.) H.G. Rottier. (get.) M.J.A. Reinders. BvW